Vai ai contenuti

Het werk in een oude oliemolen verschilde radicaal van wat u tegenwoordig in onze ultramoderne installaties kunt ervaren. De molens van weleer, zoals die welke een eeuw geleden toebehoorde aan “su notariu” – aan wie dit museum is opgedragen – lagen mijlenver van de huidige kwaliteitsnormen.
De olijven die bij de molen aankwamen, vertoonden vaak tekenen van overrijpheid. Hun donkere, regelmatig gekneusde en beschadigde schil vertelde weinig rooskleurige verhalen over oogst en transport.
De molenstenen – imposante blokken die het malen verzorgden – draaiden bovendien in de open lucht. Tijdens dit eeuwenoude ritueel zweefden de olie­aroma’s vrij door de atmosfeer, terwijl het onverbiddelijke zuurstof de kostbare olijvenpasta oxideerde.

De fiscoli, ruwe jutezakken, werden gebruikt voor het persen. Met de hand gevuld met olijvenpasta voldeden zij uiteraard niet aan de huidige hygiënenormen.
De laatste fase was het persen om de olie te winnen, een ritueel waarbij de op het mengsel drijvende olie met grote lepels handmatig werd afgeschept.
Aan het einde van dit proces ontstond een prachtige oliecascade – een fascinerend schouwspel, maar de uiteindelijke olie miste de fruitige tonen, de bitterheid en de pittigheid die we tegenwoordig weten te herkennen en te waarderen.

Torna ai contenuti